Nederland heeft een rijke geschiedenis als het gaat om lokale producten. Al eeuwenlang zijn streekproducten en ambachten verweven met de cultuur van verschillende regio's. Ze zijn niet alleen onderdeel van de Nederlandse keuken, maar ook van de regionale identiteit. Lokale producten zijn een weerspiegeling van de omgeving, het klimaat en de cultuur en hebben vaak hun eigen festivals, markten en tradities.
Er is de laatste jaren een forse toename in de populariteit van streekproducten. Zeker sinds coronatijd heeft het kopen bij de boer en kweker een vlucht genomen, zowel nationaal als internationaal. Hoewel 55-plussers volgens onderzoek de grootste afnemers zijn, weten ook jongeren de producten uit eigen regio steeds meer te vinden en waarderen. Het aantal boeren en kwekers wat rechtstreeks aan de consument levert is aanzienlijk gegroeid. Dit kan zijn middels het starten van een landwinkel of het neerzetten van een kraampje langs de weg.
Daar waar het vroeger een vast gegeven was om producten uit eigen omgeving te eten en gebruiken, is de export vanuit Nederland sinds de Middeleeuwen sterk uitgebreid. Je vraagt je tegenwoordig wel eens af of dat niet een beetje minder kan. Want alles wat naar het buitenland gaat moet worden vervoerd en soms duizenden kilometers afleggen. We zijn er allemaal van doordrongen wat daar de consequenties van zijn. Om een korte indruk te geven van de ontstaansgeschiedenis van de naam en faam van typisch Nederlandse producten in binnen- of buitenland noemen we enkele voorbeelden van lokale producten en hun historische betekenis:
Kaas
Kaas is een van de bekendste Nederlandse producten. Kaasmarkten, zoals die in Gouda en Edam, bestaan al sinds de Middeleeuwen. Het bereiden van kaas was een manier om overtollige melk om te zetten in een houdbaar product. Vooral in de 17e eeuw groeide de kaasmakerij sterk, toen ons land een van de belangrijkste handelsnaties ter wereld was. Vorig jaar exporteerde Nederland een totaalvolume van 1.035.000 ton kaas. Daarmee staan we op de vierde plek van koeienkaas producerende landen in de EU.
Per inwoner eten Nederlanders jaarlijks 22,1 kg koeienkaas. Denen, Grieken en Fransen zijn nog grotere liefhebbers. Daarentegen is de gemiddelde Chinees nauwelijks bekend met kaas. De Chinese keuken kent geen kaasgerechten.
Stroopwafels
De stroopwafel, oorspronkelijk uit Gouda, werd in de 19e eeuw een populair streekproduct. Het werd naar verluidt voor het eerst gemaakt door een bakker die restjes deeg en stroop hergebruikte waardoor de koeken de bijnaam ‘armenkoeken’ kregen. Sindsdien werd het een geliefde zoete lekkernij, eerst lokaal en later nationaal. In het buitenland is de ‘stroepwaffel’ inmiddels ook een succesnummer. Een bekende producent is Daelmans, die per jaar bijna 400 miljoen koken bakt, waarvan er 100 miljoen worden geëxporteerd.
De grootste stroopwafel ooit gemaakt heeft het Guinness Book of Records gehaald. De koek had een diameter van bijna 2.5 meter en bevatte 60 kilo deeg en 30 kilo stroop.
Haring
De haringvangst is al sinds de Middeleeuwen een belangrijke industrie voor de Nederlandse kustplaatsen, met name rond steden als Vlaardingen en Scheveningen. De traditionele manier van het schoonmaken en zouten van haring, wat "haringkaken" wordt genoemd, zorgde ervoor dat de vis langer houdbaar werd. Dit leidde tot de beroemde Hollandse Nieuwe, een delicatesse die elk jaar wordt gevierd tijdens de traditionele haringparty's.
Tussen ca. 1550 en 1700 was de Nederlandse haringvisserij in Europa zo toonaangevend, dat de buitenlandse concurrentie er alles aan deed om de vaderlandse successen in te perken. Door hun vooruitstrevende methodes wisten Nederlandse vissers zo’n 80 procent van de Europese markt te veroveren.
Jenever
Jenever, de voorloper van gin, werd vanaf de 17e eeuw populair in Nederland, vooral in Schiedam. Je kent misschien wel het jenevermerk KETEL 1 wat zijn naam dankt aan de oudste, actieve distilleerketel van Schiedam, oftewel ketel nummer 1. Alleen al in deze plaats waren in de 19e eeuw bijna 4OO branderijen en distilleerderijen gevestigd en het was daarmee het centrum van de wereldwijde handel in gedistilleerde dranken.
De totstandkoming van jenever was nauw verbonden met de graanproductie. De sterke drank bestaat uit granen die worden gemout, vergist en gedistilleerd. Daarna op smaak gebracht met jeneverbessen en kruiden. Tot ruwweg de 19e eeuw was het verboden om jenever te stoken als de graanoogst dat jaar tegenviel. Dan moest het graan worden gereserveerd voor de voedselproductie.
Het verschil in jonge en oude jenever slaat op de receptuur en productiewijze en niet op de rijpingsperiode. Beide dranken bevatten minimaal 35% alcohol.
Bloembollen
De bloembollenteelt, met name in de Bollenstreek rondom steden als Lisse en Hillegom, heeft een lange geschiedenis. In de 17e eeuw raakten de Nederlanders in de ban van de tulp, wat leidde tot de zogenaamde “Tulpenmanie”, een van de eerste economische speculatiegolven in de geschiedenis. Een tulpenbol kon zomaar een paar duizend gulden opbrengen. Ter vergelijking: een gemiddeld jaarinkomen bedroeg zo’n 150 gulden. In 1637 zakte het speculeren met tulpenbollen ineens in elkaar en kelderden de prijzen.
Tegenwoordig kent Nederland ruim 1500 bloembollentelers, die zich gespecialiseerd hebben in de teelt van één of meerdere gewassen. Zij gebruiken hiervoor ongeveer 27.000 hectare van de Nederlandse landbouwgrond. De helft hiervan wordt in beslag genomen door de tulpenteelt. Het grootste aaneengesloten bloembollengebied ter wereld bevindt zich in de Kop van Noord-Holland en niet in de Bollenstreek.
Bloembollen blijven een belangrijk Nederlands exportproduct. In 2022 gingen er bijna 7 miljard bloembollen naar het buitenland.
Mosselen en oesters
De provincie Zeeland staat bekend om zijn mossel- en oesterteelt. Mosselen werden al sinds de Romeinse tijd gevangen, maar het duurde tot de 15e eeuw voordat de mosselkwekerij werd ontwikkeld. Oesters zijn altijd een luxeproduct geweest en Zeeland is de belangrijkste regio hiervoor.
In Nederland wordt het merendeel van de mosselen gekweekt op percelen in de Waddenzee en daarna verscheept naar het Zeeuwse Yerseke. Hier worden de mosselen uitgezet in Oosterscheldewater om zichzelf schoon te spoelen van zand. Vervolgens worden ze verwerkt en verpakt. Ze mogen dan het predicaat Zeeuwse mossel dragen en zijn gereed voor verkoop op de mosselveiling in Yerseke. Een groot deel van de mosselen is bestemd voor de Belgische markt. Bij onze zuiderburen is de mossel meer ingebed in de eetcultuur dan in Nederland.
Oesters kweekt men in het grootste zoutwatermeer van West-Europa, het Grevelingenmeer en in de Oosterschelde. De Zeeuwse oestercultuur dateert uit omstreeks 1870. Het is echter bekend dat er al honderden jaren eerder oesters werden gevist en geraapt in Zeeuwse wateren. In deze wateren groeien twee soorten, de langzaam groeiende platte oester en de snelgroeiende Creuse.
Suikerbrood
Friesland heeft zijn eigen unieke streekproducten. Suikerbrood is een traditioneel zoet Fries witbrood, verrijkt met kaneel, suiker en soms gember. Van oudsher werd het brood geschonken aan een vrouw die bevallen was van een meisje. De helende werking van de specerijen zou de jonge moeder een boost geven en sterk maken voor het moederschap. Had ze een jongetje gekregen, dan werd moeders getrakteerd op een krentencake. In Limburg en Brabant kennen ze een variant op het suikerbrood, genaamd klontjesmik.
Een Fries suikerbrood kan tot wel 40% (parel)suiker bevatten. Dit maakt het een minder gewild product voor de export, maar het wordt door Nederlandse zoetekauwen graag gegeten als traktatie bij het ontbijt.
Vlaai
De bekende taart met zachte bodem en verschillende soorten fruitvulling, is typisch voor Limburg, alhoewel het van oorsprong geen Limburgs product is. Naar verluidt is de vlaai net als de stroopwafel een product van zuinigheid. Van restjes deeg en oud fruit, dat men zonde vond om weg te gooien, werden vlaaien gebakken.
Dit jaar is de Limburgse vlaai uitgeroepen tot Erkend Streekproduct. Alleen vlaaien die in Nederlands en Belgisch Limburg volgens traditioneel recept worden gemaakt, mogen zich “Limburgse vlaai” noemen. De diameter bedraagt maximaal dertig centimeter, de bodem van gistdeeg is niet dikker dan 1 cm en de vulling en toplaag moeten meegebakken zijn met de taart.
Voor de Tweede Wereldoorlog was het eten van vlaai gereserveerd voor feestdagen. Met het toenemen van de welvaart en het opkomende toerisme won de vlaai aan populariteit en verspreidingsgebied.
Wil je meer weten over de lokale producten die heden ten dage in Nederland verkrijgbaar zijn, kijk dan eens op www.lokaalwijzer.nl voor producenten van fruit, meel, vlees, bloemen, groente, eieren, kaas, wijn etc. bij jou in de buurt.